Educatieve opdrachten - Jezelf thuis voelen

Opdracht 1: 'Thuis' een woord

  • In deze opdracht gaan de leerlingen hun persoonlijk opvattingen over thuis in verband brengen met de bredere culturele diversiteit.
  •  
    De leerlingen krijgen de aanzet m.b.v. de bijlage die de leerkracht hieronder kan terugvinden. De leerlingen krijgen de kans om zelfstandig op zoek te gaan naar vertalingen of synoniemen voor het woord ‘thuis’. Achteraf maakt de leerkracht de koppeling tussen de vele vertalingen en synoniemen met het aantal betekenissen die thuis kan hebben voor verschillende mensen. Hierbij gaan ze hoogstwaarschijnlijk uitkomen dat het woord ‘thuis’ voor iedereen iets anders kan betekenen.
d

Opdracht 2: Wat is een 'thuis' voor jou?

Tijdens deze opdracht is het de bedoeling dat de leerlingen gaan nadenken over de verschillende manieren waarop thuis kan worden weergegeven en hoe dit kan variëren op basis van individuele ervaringen.

 

De leerlingen krijgen van hun leerkracht een leeg blad papier. Ze krijgen de opdracht om een visuele voorstelling te maken wat voor hun thuis betekent. Dit doen ze zowel voor de fysieke elementen als voor het mentaal thuisgevoel. Wanneer ze hiermee klaar zijn gaan ze hierover in gesprek met hun buur. Dit gesprek kan gestuurd worden via onderstaande richtvragen.

(Dit zijn slechts voorbeeldvragen. Vragen die zelf van de leerlingen komen, kunnen leiden tot een krachtiger besef van wat thuis inhoudt voor hun persoonlijk.)

 

Richtvragen:

➜ Zijn er gelijkenissen tussen de twee tekeningen?

➜ Zijn er verschillen tussen de twee tekeningen?

➜ Wat is het grootste verschil tussen jullie twee tekeningen?

➜ Wat maakt jouw thuis uniek?

➜ Zijn er dingen die voor jou noodzakelijk zijn voor een thuis?

d

Opdracht 3: Speciale huizen

Bij deze opdracht ligt de nadruk vooral op culturele diversiteit verkennen en begrijpen door middel van het bespreken van verschillende huizen over de hele wereld. 

 

De leerkracht krijgt de keuze om gezamenlijk met de leerlingen de bijlage van speciale huizen te overlopen en hierbij een klasgesprek op te starten aan de hand van onderstaande richtvragen. Aan de andere kant kan de leerkracht ook kiezen om de leerlingen zelfstandig of per twee door de bijlages te laten gaan. Hier kan je dan opnieuw een klasgesprek op laten aansluiten of de leerlingen per twee de huizen laten bespreken.

 

Enkele richtvragen:

➜ Welke speciale huizen zijn jullie opgevallen en waarom?

➜ Hoe verschillen de huizen in de bijlage van de huizen die we hier in onze omgeving kennen?

➜ Welk huis springt er voor jou het meeste uit? Zowel negatief als positief?

➜ Zijn er overeenkomsten tussen bepaalde huizen ondanks dat ze uit verschillende landen komen?

➜ Welk huis leunt voor jullie het dichtste bij een thuis?

d